De auteur is afkomstig uit wat wel eens de 'Utrechtse school' van de elite-geschiedenis is genoemd. Deze wordt gekarakteriseerd door de prosopografische werkwijze en Duinkerken vormt hierop geen uitzondering. Honderd bladzijden van het boek worden in beslag genomen door genealogische tabellen betreffende de leden der Harderwijkse magistraat in de eerste helft van de achttiende eeuw. Deze zijn goeddeels gebaseerd op de aantekeningen van H. H. Roell die bewaard worden bij het Centraal bureau voor genealogie in Den Haag. Voorafgaand worden in zes hoofdstukken achtereenvolgens behandeld de toestand van de stad, het politiek bestel, de bevoegdheden van magistraat en gezworen gemeente, de sociale karakteristieken van respectievelijk de riddermatige en burgerlijke leden van de magistraat en meer in detail die van een individuele burgemeester. Duinkerken heeft zich daarbij niet al te veel gelegen laten liggen aan de zelfopgelegde beperking tot de achttiende eeuw: over de tweede helft van de zeventiende eeuw biedt zijn boek eveneens het nodige.