Op het oude stadszegel van Harderwijk, daterend uit de dertiende eeuw, komt een koggeschip voor, wat het belang van handel en scheepvaart voor de stad aangeeft. Handel, scheepvaart en visserij zijn door de eeuwen heen van veel betekenis geweest voor de groei van de stad. Al voor 1305 traden Harderwijker kooplieden toe tot het Hanzeverbond. Onder de 72 Hanzesteden nam Harderwijk de 43e plaats in.
De Zuiderzee was rijk aan vis, grote hoeveelheden haring en ansjovis werden gevangen en uitgevoerd. De vissersvloot bestond uit goede, zeewaardige en snelle schepen. De visserij bracht nevenbedrijven mee: mandenmakerijen, zeilmakerijen, touwslagerijen en scheepswerven. Het spreekt vanzelf dat de afsluiting van de Zuiderzee in 1932, een klap betekende voor de handel, maar vooral voor de visserij.
De drooglegging van de polders betekende een tweede en in veel gevallen de genadeklap: de visserij verdween, op enkele boten na. Op het hoogtepunt van de bloei telde de vissersvloot ver over de honderd boten. In 1967 verdween ook de visafslag, wederom was een roemrijk hoofdstuk van de geschiedenis van Harderwijk afgesloten. Toch liggen er in de Vissershaven geregeld- nog enkele HK-schepen. Ze behoren aan vissers die op de Randmeren en het IJsselmeer vissen op paling en snoekbaars. Een schamel overblijfsel van een eens zo bloeiende bedrijfstak.