Een van de belangrijkste grootgrondbezitter in Oene was het kapittel (of proosdij) van St. Marie, één van de vijf in de stad Utrecht gevestigde kapittels van het bisdom Utrecht. De instelling gebruikte de inkomsten uit haar talrijke op de Veluwe gelegen bezittingen voor de instandhouding van de proosdij. Na de reformatie werd het kapittel niet opgeheven, maar bleef - nu onder protestants bestuur - bestaan, terwijl de inkomsten ten goede kwamen van het gewest Utrecht. Pas in de Bataafs-Franse periode kwam hier een einde aan.
Hoe St. Marie goederen op de Veluwe i.c. Oene verwierf is niet bekend. De eerste vermelding van bezit daar dateert uit de 13e eeuw. Voor het beheer van de goederen had het kapittel in Oene - evenals in Apeldoorn, Harderwijk en Wilp - een hof(boerderij) gesticht, waar een meijer de honneurs waarnam. Hij zorgde voor het innen van de pacht. Later werd ook het hof zelf verpacht, waardoor het zijn functie verloor. De pacht werd toen door een rentmeester, meestal woonachtig in Harderwijk of Apeldoorn, geïnd.